Document acties
Nieuwsafbeelding - klik om de volledige afbeelding te bekijken

De Parijse aankopen

Op 1 augustus 1939 reizen Jacques Ochs, Auguste Buisseret en Olympe Gilbart naar Parijs op zoek naar schilderijen van moderne kunstenaars die ze wensen aan te kopen voor het Luikse Museum voor Schone Kunsten. Uiteindelijk kopen ze negen schilderijen voor 186.231 Belgische frank, met het overschot van het bedrag dat de stad Luik had verzameld in het kader van de bekende veiling van Luzern: Schaaldieren van James Ensor, De haven van Antwerpen van Othon Friesz, Landbouwer in het takkenbos van Marcel Gromaire, De sluis van de molen Bouchardon in Crozant van Armand Guillaumin, Naakt van Charles Picart Le Doux, Het kasteel van Comblat van Paul Signac, Le moulin de la Galette van Maurice Utrillo, De violiste van Kees Van Dongen en Rode bloemen van Maurice de Vlaminck.

Deze beslissing kadert in een tweedelig cultureel beleid: men mikt op de primitieven van de Maasstreek en de pioniers van de renaissance. Ook de moderne kunst moet goed vertegenwoordigd zijn, van de impressionisten tot de meest recente meesters en vooral die van de Parijse school. Voor 1938 zit in het archief van de stad Luik trouwens een dossier in verband met de aankopen van moderne kunstwerken van drie kunstenaars wiens werk tentoongesteld was in het Salon des XXVI Lettres de l’Alphabet (Tentoonstelling van de XXVI letters van het alfabet): Othon Friesz, Maurice Utrillo en Maurice de Vlaminck. Die drie namen vinden we ook terug in de lijst van de zogenaamde Parijse aankopen.

Helaas hebben we daarover weinig informatie gekregen. Het museum bewaart een handgeschreven en uitgetikt verslag van Jules Bosmant geadresseerd aan Auguste Buisseret, dat waarschijnlijk dateert van 1948-1949. Daarin staan heel beknopt de omstandigheden waarin de werken in Luzern en Parijs werden aangekocht. Het document is ongetwijfeld opgesteld op vraag van Auguste Buisseret, die ten gevolge van de vernieling van zijn huis tijdens de oorlog waarschijnlijk alle essentiële archiefdocumenten die hij er bewaarde was verloren. In zijn verslag schrijft Jules Bosmant: "Over de Parijse aankopen die daarna volgden, heb ik toen weinig informatie gekregen. Ik denk dat Gilbart en Ochs u toen nog vergezeld hebben. In ieder geval hebt u toen de volgende werken meegebracht: Friesz – De haven van Antwerpen, Gromaire – Vitrail (Glasraam), Picart Le Doux – Naakt, Van Dongen – Violiste, Utrillo – Moulin de la Galette, Guillaumin – Sluis Bouchardon, Ensor – Schaaldieren, Vlaminck – Bloemen, Signac – Het kasteel van Combelaz [sic]."

We kregen ook enkele brieven. In geen enkele brief worden de toekomstige aankopen van Parijs vermeld. Twee ervan leren ons echter over de reis van de kleine Luikse delegatie naar Parijs. In de eerste brief, van 31 juli 1939 naar Joseph Élie Bois, hoofdredacteur van Le Petit Parisien schrijft Jules Bosmant dat hij de volgende dag naar Parijs vertrekt met Auguste Buisseret en Olympe Gilbart: "We beslisten namelijk om van het Luikse museum een van de mooiste musea van moderne Franse kunst te maken." Ter plaatse bezoeken de Luikenaars de kunstateliers en -handelaars en na Parijs plannen ze nog een reis naar Amsterdam en Londen. Een brief van Bernheim-Jeune en co. naar Auguste Buisseret van 18 augustus 1939 bevestigt hun verblijf in Parijs: "Tijdens uw laatste bezoek vergat ik om u drie belangrijke schilderijen te tonen die uw mooi museum waardig zijn."

Daarnaast bewaart het Museum voor Schone Kunsten enkele brieven naar Jules Bosmant of Jacques Ochs. Ze zijn verzonden door verzamelaars die het museum aanbieden om primitieve, renaissancistische of klassieke kunstwerken te verwerven. De antwoorden bevestigen het toenmalige aankoopbeleid van het  Museum voor Schone Kunsten. In een brief van 14 augustus 1939 naar Céline Dangotte bevestigt Jacques Ochs: "[…] de Luikse mecenassen die vandaag in ons museum geïnteresseerd zijn, drukten de wens uit om momenteel werken van de moderne Franse school te laten kopen."

Tot slot zijn andere brieven bedoeld om informatie uit te wisselen. Ze leren ons niets over de eigenlijke werken, maar geven ons wel een beeld over het klimaat dat er toen heerste. In juli 1939 schrijft Emile Langui naar Auguste Buisseret: "[…] Naar aanleiding van ons gesprek van gisteren vat ik hier de vertrouwelijke informatie samen die ik van een van mijn Parijse vrienden kreeg: 'Een Zwitserse museumdirecteur vertelde me dat hij bovenop de schilderijen die hij in Luzern aankocht een hele reeks belangrijke werken in Berlijn kocht […]'." Hij besluit: "Ik ben ervan overtuigd dat ook Luik zou kunnen profiteren van deze clandestiene verkopen. Ik leid daaruit af dat de Duitsers voortaan de voorkeur aan dat laatste systeem zullen geven, na de tegenstrijdige propaganda van de veiling van Luzern."

 

Christelle Schoonbroodt
Conservator - Musea van Luik.

 


Contact : aW5mb0BsYWJvdmVyaWUuY29t